Ede Ulfert Staal wordt op 2 augustus 1941 geboren in Warffum. Hij groeit op met zijn moeder, een broer en een zus en gedeeltelijk met zijn vader. Als jongetje van tien ontdekt hij zijn liefde voor muziek bij de plaatselijke dorpsfanfare, waar hij trompet speelt. Later gaat Ede Engels studeren en wordt leraar. Hij bewoont met vrouw en zes zoons verschillende boerderijen verspreid over het Groningse platteland: van Leens tot Delfzijl, van Nieuw Scheemda tot Nieuwe Statenzijl.

In 1974 krijgt hij de kans om één van zijn Engelstalige nummers op te nemen en bij Philips uit te brengen. Het nummer “I’m in the blues” wordt zijn eerste single en voorlopig ook zijn enige. Ede blijft werken aan Engelstalige nummers en reclametunes. Begin jaren tachtig maakt Staal voor de regionale radiozender Radio Noord een aantal herkenningstunes en liedjes zoals het bekende “Mien toentje”. Er ontstaat steeds meer vraag naar zijn liedjes. Engbert Gruben, op dat moment Hoofd Muziek van Radio Noord, probeert Staal over te halen met zijn liedjes naar buiten te treden. Staal heeft hier in eerste instantie geen oren naar, maar gaat in 1984 toch overstag.

Staal neemt een heel album op met als titel “Mien toentje”. De teksten gaan over het leven op het Groningse platteland en hebben titels als “Genoat”, “Vrouger” en “Het hoogelaand”. Binnen korte tijd gaan er twaalfduizend stuks van “Mien toentje” over de toonbank. In het programma “Sloaperstil” op Radio Noord geeft hij elke zondagmorgen een vertelling ten beste over het dorpsleven in Groningen. Deze rubriek, ‘”Zuzooien op Zundagmörn”, doet zijn populariteit nog verder groeien. Hij doet nog weer wat optredens, maar het zijn er weinig want inmiddels is longkanker bij Ede geconstateerd. Staal overlijdt op 22 juli 1986, vlak voor zijn vijfenveertigste verjaardag. Voor zijn dood is er langzaam gewerkt aan de opnames voor het tweede album, dat na zijn dood uitgebracht wordt. Ook dit album, “As vaaier woorden”, is een groot succes. Hier staan nummers op als “Veujoar in de kop”, “Nij Stoatenziel” en het gevoelige “De nacht”. Er worden in de loop der jaren honderdduizenden albums van Ede Staal verkocht. Ede krijgt postuum de K. ter Laanprijs toegekend voor zijn verdiensten voor de Groningse taal.

Na zijn dood blijft zijn muziek springlevend; zijn populariteit groeit alleen maar door. Ook de lijst van nieuwe vertolkers, kunstuitingen en evenementen rond de persoon Ede Staal groeit. Regisseur Karim Traïda baseert het scenario van zijn film “De Poolse bruid” op het lied “’t Hogelaand” van Staal, dat ook in de film terug te horen is. Er wordt een tentoonstelling aan hem gewijd, een korenfestival, een fietsroute, een kunstwerk, een documentaire van de RVU en een postzegel. Er worden schilderijen gemaakt, een fuchsia naar hem vernoemd en het NNO treedt op met zijn muziek. Zijn liedjes worden vertaald in het Fries, Limburgs, Engels en zelfs in het Japans. Er komt een stripboek uit, een biografie, een boek met alle teksten en een boek met schilderijen.

Dat Ede Staal tot op de dag van vandaag geliefd is blijkt ook uit het feit dat het nummer “Het het nog nooit zo donker west” ieder jaar weer op nummer 1 staat in “Alle 50 Goud’. De populariteit van Ede is waarschijnlijk te danken aan zijn vermogen gevoelens, het Groningen van vroeger en gebeurtenissen, zo te omschrijven dat iedere Groninger zich erin herkent. Hij wordt door zijn donkere stemgeluid en melancholieke manier van zingen ook wel ‘de Jacques Brel van het Noorden’ genoemd.

Auteur: Marleen Godlieb. Bron: https://www.rtvnoord.nl/edestaal/ede_bio.asp. Op deze RTV Noord-pagina zijn ook verschillende audiofragmenten te beluisteren.

https://www.edestaal.nl/