‘Mensen voelen zich betrokken bij het Gronings als ze naar Groningse muziek luisteren, ook als ze het van huis uit niet spreken.’
Aurélie Joubert (43) is sinds 2019 werkzaam als adjunct-hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hier onderzoekt ze de sociale aspecten van taal, zoals de rol die taal speelt in de identiteit van sprekers, en hun gevoel van status. Haar nieuwste onderzoek gaat over de invloed van Groningstalige concerten op hoe het publiek zich voelt over de Groningse taal.
Door: Merel Lobo
Kun je me over je achtergrond vertellen?
Ik ben gepromoveerd aan de Universiteit van Manchester, en ik heb daarna een tijd les gegeven in Engeland en in Noord-Ierland. In 2019 kwam ik naar Groningen. Hier ben ik sindsdien werkzaam als adjunct-hoogleraar, met een specialisatie in de Franse sociolinguïstiek (studie naar de sociale aspecten van taal, red.). Naast het lesgeven heb ik over de loop van het afgelopen jaar onderzoeksprojecten opgezet over Gronings en taalrevitalisatie (het doen opleven van talen die nog maar weinig gesproken worden, red.).
Oorspronkelijk ben ik dus geen Groninger, maar een Franse uit Normandië. Ook in Normandië is er traditioneel gezien een dialect. Het wordt nog maar weinig gesproken, maar ik weet nog goed dat als kind boeren om me heen dat altijd spraken, en ik ze niet altijd verstond. Hierom heb ik al jong een interesse gekregen in minderheidstalen. Ik vind de situatie in Groningen dan ook enorm interessant, omdat het me opvalt dat er heel veel overeenkomsten zijn met andere minderheidstalen overal in Europa. De manier waarop regiotalen bijvoorbeeld in sociaal en politiek opzicht soms worden achtergesteld is iets wat je ook ziet in onder meer Catalonië en Ierland.
Hierom wilde ik graag vergelijken hoe Groningers en andere sprekers van kleine talen in Europa met hun taal omgaan.
Wat zijn sommige overeenkomsten en verschillen die je ziet tussen Gronings en deze andere talen?
Een grote overeenkomst tussen al deze regiotalen is het belang van officiële erkenning, landelijk en vanuit de EU. Op basis van die erkenning komen er fondsen binnen, waarmee bijvoorbeeld lesmaterialen kunnen worden ontwikkeld. Toen ik in Frankrijk met het Catalaans, Baskisch en Occitan werkte, zag ik bijvoorbeeld dat deze talen in Spanje veel meer gesproken worden, omdat er in Spanje meer aandacht en erkenning voor is.
Aan de andere kant zie ik ook een constante in wat de beroemde socioloog Pierre Bourdieu symbolisch kapitaal noemde: erkenning geeft ook symbolische troef aan de sprekers, omdat het bevestigt dat hun taal echt is, en volwaardig.
Hoe kwam je op het idee om naar muziek te kijken?
Door observatie. Het is geweldig hoeveel onderzoeksideeën je krijgt gewoon door goed om je heen te kijken en te observeren binnen taalgemeenschappen. Jaren geleden tijdens veldwerk in Zuid-Frankrijk werd ik regelmatig voor bals uitgenodigd, dat zijn een soort concerten op dorpspleinen waar mensen zingen en dansen op een manier die traditioneel is voor de regio. De talen in deze regio’s worden vooral door ouderen gesproken, maar op deze bals zag ik ook veel jongeren die meededen.
Ook in Ierland is muziek heel belangrijk: in pubs zijn er vaak sessions waar iedereen die speelt gewoon een instrument pakt en spontaan meespeelt. Als je geen muziek kunt maken dans je om de tafel heen. Dit is geen onderdeel van de dominante taal en cultuur, het is iets regionaals dat is overgeleverd door de tijd heen. Toch is het nog enorm levendig. De interesse in muziek of dans kan dus jongere generaties enthousiast maken voor de regio. Veel musici in Frankrijk vertelden me dan ook dat ze Occitan geleerd hadden vanwege de muziek.
Toen ik in Groningen kwam, zag ik in mijn eerste jaar een concert van Vandestraat, en zag ook daar dezelfde levendigheid. Hierom wilde ik graag vergelijken hoe Groningers en andere sprekers van kleine talen in Europa met hun taal omgaan, en wat de rol van muziek daarin is.
Hoe ziet dit onderzoeksproject eruit?
Ik kijk naar de link tussen muziekevenementen en hoe mensen zich voelen over hun taal, regio en gemeenschap. In de sociolinguïstiek noemen we dit soort gevoelens ‘attitudes’, en door deze attitudes te meten kunnen onderzoekers in beeld brengen waarom talen bijvoorbeeld minder gesproken worden dan vroeger. Ligt dit aan status? Willen mensen de taal wel spreken maar let iets ze? Of vinden ze de taal zelf niet mooi?
Hiervoor heb ik met een assistent vragenlijsten opgesteld, en verspreid op drie verschillende Groningse muziekevenementen. Ook hebben we mensen geïnterviewd.
Wat hieruit komt is, ten eerste, dat mensen zich tijdens concerten echt kunnen laten gaan, en zichzelf kunnen zijn. Ze hebben de gewoonte om de dominante taal (Nederlands) te spreken, maar tijdens dit soort evenementen gaat het om plezier hebben, en dat doen ze in de regiotaal. Dit gaat niet alleen om nostalgie, maar ook om verbinding met de gemeenschap. Mensen voelen zich betrokken bij het Gronings als ze naar Groningse muziek luisteren, ook als ze het van huis uit niet spreken.
We zien ook dat mensen die het concert positief beoordelen, daarna ook positievere attitudes hebben naar het Gronings toe. Zo voelen ze zich bijvoorbeeld na een concert extra zelfverzekerd om het ook zelf te spreken, en willen ze vaker hun Gronings verbeteren met literatuur, muziek of een cursus.
Dit effect zagen we minder voor mensen die zelf al erg goed Gronings kunnen, want die hoeven het niet nog beter te leren. Maar ook voor deze mensen zagen we dat ze zich meer verbonden voelden met het publiek, deels vanwege de taal.
Wat is het aan muziek dat mensen dit gevoel van verbinding met het Gronings geeft?
Ik denk dat het echt gaat om evenementen die voor en door de gemeenschap worden georganiseerd, zoals bijvoorbeeld een buurtfeest of een band die in het Gronings zingt. Dat gaat niet alleen over taal, maar taalkundig onderzoek gaat heel vaak niet alleen over taal: het gaat ook over sprekers. De taal speelt een rol, maar op concerten gaat het ook over plezier hebben met het hele publiek.
Wat is de volgende stap?
Ten eerste willen we dit publiceren in een academisch tijdschrift. Ten tweede is mijn doel om bruggen te bouwen met onderzoekers in andere gebieden. Er is bijvoorbeeld iemand die in Limburg vergelijkbaar onderzoek heeft gedaan.
Daarna zou ik dit onderzoek ook breder willen trekken, naar de hele Europese context, en veel breder onderzoeken wat culturele evenementen kunnen betekenen voor het voortbestaan van minderheidstalen. Vanwege al die overeenkomsten zou het bijvoorbeeld interessant zijn om te testen of we hetzelfde zouden vinden in Ierland.
Wat zou je graag willen bereiken met je onderzoek?
Dat is een hele goede vraag, omdat er op universiteiten op dit moment een groot debat gaande is over hoe ver je als onderzoeker van je onderwerp af hoort te staan. Hoe activistisch kun je zijn als je met minderheidstalen werkt? Zouden we talen puur moeten zien als studieobject, en ons niet moeten mengen in wat er binnen een taalgemeenschap gebeurt? Ik heb hier geen duidelijk antwoord op, want ondanks dat onze publicaties niet per se gelezen worden door een breder publiek, werk ik soms wel samen met de taalgemeenschap om onderzoek te doen dat ook hun eigen vragen beantwoordt.
Ik probeer in elk geval bruggen te bouwen. Dit doe ik door bijvoorbeeld met CGTC samen te werken, en aandacht te vestigen op het belang van regiotalen. Onderzoek kan soms een ivoren toren zijn waar ik persoonlijk claustrofobisch in word. Dit onderzoek is dan ook samen met CGTC opgezet, en ik wil ook mijn dank uitspreken aan alle CGTC werknemers die hier tijd in hebben geïnvesteerd, met name Olaf Vos. Hopelijk brengt dit Groningse muziek wat extra onder de aandacht, want het gaat niet alleen om taal en onderzoek, maar om veel meer!