Geert Teis Pzn (Stadskanaal 1864 – Ruurlo 1945), pseudoniem van Gerhard Willem Spitzen, was leraar Nederlands en Duits. Hij had grote belangstelling voor taal en literatuur en deed onderzoek naar taalvernieuwing. Hij was een pleitbezorger voor vereenvoudiging van de spelling en publiceerde hierover in het Maandblad Groningen waarvan hij van 1917 tot 1924 de eerste hoofdredacteur was. Teis was een groot man binnen de Groninger wereld en een van de voormannen van de Groninger Beweging, een organisatie bestaande uit door het land verspreide Groningers die zich vanaf begin van de 20e eeuw inzette voor het gebruik en de bevordering van de Groninger taal en cultuur en de Groninger geschiedenis bestudeerde. Teis ontwikkelde een spellingsysteem voor het Gronings waarin bijvoorbeeld de als ‘oa’ uitgesproken klinkercombinatie als ‘ao’ werd geschreven.

Om zijn teksten was Teis zeer geliefd bij het Groningse, grote publiek. Hij was een gevierd vertolker van zijn eigen werk, het maakte hem een veelgevraagd spreker en declamator en hij trad ontelbare keren op voor de Groninger verenigingen in het hele land en was in de jaren ’20 de spil van de massale landdagen van de Groninger Beweging. Voor de Groninger verenigingen schreef hij vele toneelstukken, waarvan Dizzepie-Dizzepu in zijn tijd verreweg het meest gespeelde toneelstuk in het Gronings was. Veel van zijn toneelwerk is in het Oostfries vertaald. Teis publiceerde een groot aantal poëzie- en verhalenbundels. Zijn meest gelezen uitgaven zijn: Mien bröddellabbe (1909), Kwitsebaaien (1932) en Knaolster prikkelboukie (1926). Teis is nu nog bekend als tekstschrijver van het Grönnens Laid en de Knaolster Lorelei. Hij schreef eenvoudige toneelstukken, verhalen, riemsels en gedichten. De teksten, vaak met een hoog amusementsgehalte, waren uitstekend geschikt om voor te dragen en op te voeren aan een breed, verstrooiing zoekend, publiek. In Stadskanaal werd het theater vernoemd naar Geert Teis.

Op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren is een in memoriam te lezen over Geert Teis, geschreven door K. ter Laan: ‘We zaten bij elkaar, een Groninger clubje in Den Haag. Er was wat nieuws. Een klein boekje was er verschenen bij De Lange in Veendam; de Nieuwe Rotterdammer had het gunstig beoordeeld. Het was Mien Bröddellabbe van Geert Teis, een onbekende dichter. Piet Hennequin, zoon van de burgemeester van Hoogezand, las voor uit het bundeltje. En wij gevoelden allen: dat is wat voor ons! dat is van ons eigen land en volk daarginder, dat is in onze moeders taal. Met alle waardering voor al het mooie, dat er is in ’t Hollands: dit zegt ons meer…’ Lees verder

[JG]

Zelfstandige publicaties
1909 Mien bröddellabbe (Fa. Mulder)
1911 Tiepelwaark (De Lange)
1913 Magels (De Lange)
1916 Knaolster prikkelboukie (De Lange)
1919 Tiepelzinnige magels (Fa. Mulder)
1922 ’t Aimertje (De Lange)
1923 Grepen uut leven en omgeven van Hergn Zunneschien (De Lange)
1927 Knitters van d’Heerd (De Lange)
1932 Kwitsebaaien (De Lange)
1934 Aolwieke (Bosch & Keuning)
1937 Opslag in stoppellaand (De Jager)
1940 Warrelsnei (Fa. Mulder)
1941 Aoderjaon Geert Wildervank
1949 Op drumpel, naolaoten waark (Fa. Mulder)
1966 Vertelsters van ’n Liereman (’t Grunneger Genootschop)
1985 Klaos en Krisse (St. t Grunneger Bouk)

Toneelwerk (volgt)
1917 Dizzepie-dizzepu
1918 De grond
1918 Meester boven meester
1925 Ome Loeks
1927 Kemedie van stad
1931 Zwienekemedie (vert.)
1931 ’n Frizze
1949 Zöcht nao ’t peerd en zit tr op
Nauta’s Glorie

Lit: Nieuwe Groninger Encyclopedie (Regio-Projekt Uitgevers 1999). H. Diemer en J. Loer, Twee eeuwen Gronings, n golden toal (In Boekvorm 2005). dbnl.org.