Herman Carel Coenraad Dronrijp Uges, geboren te Winschoten 15 Maart 1817, overleden als doopsgezinde predikant te Uithuizen 2 Maart 1856. Hij was Doopsgezind student te Amsterdam, en was in 1838 één van de oprichters van ‘Natuur en Kunst’. N.E.K stond voor een dichterlijke kring onder de studenten van ’t Doopsgezinde Seminarium te Amsterdam: Harting, P. Leendertz, De Hoop Scheffer, Dronrijp Uges, J. Kerbert, A. Winkler Prins. Men was afkerig van de romantiek van Beets en de zijnen; men vereerde de grote dichters der 17e eeuw. Maar ze waren zelf romantisch genoeg: zij droegen bij plechtige gelegenheden een wit kleed met een rode gordel en een witte mijter.

In verslagen van Nutskringen in ’t Zand en Leens komen we de naam Dronrijp Uges regelmatig tegen en daar wordt hij dan afgeschilderd als een begenadigd spreker. Hij publiceerde onder anderen in de Groninger Volksalmanak een aantal gedichten in het Groninger dialect. In deze gedichten beschrijft hij het plattelandsmilieu van de dialectspreker en voorziet dat dan heel vaak met een moraliserend commentaar. Zoals het voor de Maatschappij tot ’t Nut van het Algemeen hoorde, moest het naast het amuserende ook een opbouwende en verheffende inhoud hebben. In 1853 verscheen van zijn hand bij J. B. Wolters ‘Allerlei, rijm en onrijm’ met een bonte verzameling van Nutsvoordrachten, beschouwingen en gedichten. In deze uitgave is ook het gedicht Jan en Pijt over ’t Houwelek in het Groninger dialect opgenomen. [HS]

Het gedicht ‘Harms loflijd op de stad’.

Lit: F. Jos. van den Branden en J.G. Frederiks, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde (1888-1891). P.J. Blok en P.C. Molhuysen, Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4 (1918).K. ter Laan, Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid (1952)Groninger Volksalmanak 1842 en 1843, bij J. Oomkens te Groningen. Hermannus Carolus Conradus Dronrijp Uges, Candidaat in de letteren en Predikant bij de doopsgezinde gemeente te Uithuizen, ALLERLEI. rijm en onrijm, bij J.B. Wolters 1853 te Groningen