Toussaint Jacob Knorren (Groningen 1905 – Amsterdam 1984) was een aantal jaren lid van het hoofdbestuur van het Grunneger Genootschop waarvoor hij ook penningmeester was en een korte periode voorzitter. Hij publiceerde gedurende de eerste tien jaargangen van Dörp en Stad vrijwel in iedere aflevering van dit tijdschrift. In de eerst jaren poëzie, later ook proza.

Zijn poëzie kan getypeerd worden als gelegenheidspoëzie. Een hele reeks lichte gedichtjes waarin de twaalf maanden beschreven worden, gedichten opgedragen aan bekende personen binnen de Groninger wereld, ter gelegenheid van een verjaardag, afscheid of jubileum. Ook zijn alledaagse gebeurtenissen vaak het onderwerp van zijn poëzie en proza. Een oproep om abonnee te worden van de vernieuwde Dörp en Stad werd in de vorm van een gedicht gegoten getiteld ’n Nij klaid’: Hier bin ik in mien nije klaid ‘ As ziede is ’t zo glad! / Ik heb nog nooit, zover as ‘k wait, / n Beter inhold had! / As men mie noar weerde schat, / Wordt elkain abonnee, / Leest, Grunnegers oet “Dörp en Stad”, / Joen toal, den bin ‘k tevree!

Op later leeftijd liet Knorren zijn familienaam wijzigen in Kroninga. [JG]

Lit: Nieuwe Groninger Encyclopedie (Regio-Projekt Uitgevers 1999). Dörp en Stad 1960, nr 1.