Martijn Wieling. Foto: Gerhard Taatgen

Per 1 juli 2018 is Dr. Martijn Wieling benoemd tot bijzonder hoogleraar Nedersaksische / Groningse Taal en Cultuur. Wieling (Emmen, 1981) is universitair hoofddocent bij de opleiding Informatiekunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij gaat gedurende één dag per week onderzoek doen naar het Nedersaksisch en in het bijzonder naar de Groningse varianten daarvan. Zijn aanstelling, in eerste instantie voor vier jaar, is ondergebracht in het nieuwe Centrum Groninger Taal en Cultuur, waar ook Jan Glas, Theo de Groot, Henk Scholte, Patricia Ottay en Goffe Jensma aan verbonden zijn.

In dit expertisecentrum worden momenteel enkele grote projecten ontwikkeld waaraan Wieling actief zal bijdragen: ‘Woordwaark’ is een digitaal opgezette taalinventarisatie van het Gronings in zijn mondelinge en schriftelijke uitingen (onder leiding van Prof. Goffe Jensma) en in het project ‘Stemmen van Groningen’ (onder leiding van Dr. Nanna Hilton) worden door middel van ‘citizen science’ uitspraakvarianten binnen het Gronings verzameld.

Wieling promoveerde in 2012 aan de Rijksuniversiteit Groningen cum laude op een proefschrift over de kwantitatieve analyse van onder meer Nederlandse dialectvariatie. Daarna onderzocht hij de verschillen in tong- en lipbewegingen tijdens het spreken van streektalen. Een mogelijke verklaring van de subtiele verschillen in taal ligt in de manier waarop sprekers gewend zijn hun tong en lippen te positioneren. Zo merkte hij op dat jonge dialectsprekers uit Ter Apel hun tong verder achter in de mond plaatsten dan sprekers uit Ubbergen. Wieling publiceerde de resultaten van dit onderzoek niet alleen in de vorm van wetenschappelijke artikelen, maar ook in stripvorm.

Onderzoeksthema’s

Als expert in de kwantitatieve variatielinguïstiek zal Wieling zich allereerst richten op de verschillen en overeenkomsten tussen de taalvarianten in het Nedersaksische en daarbinnen weer in het bijzonder het Groningse taalgebied. Hij zal hierbij onder andere gebruik maken van digitale data verzamelingen die beschikbaar zijn of worden opgezet binnen het CGTC.

Wielings tweede centrale onderzoeksthema is de invloed van regionale meertaligheid op de gezondheid van streektaalsprekers. Sprekers van twee talen lijken bijvoorbeeld op latere leeftijd dement te worden dan sprekers van één taal. In hoeverre dit ook optreedt bij regionale meertaligheid is nog een open vraag. In dit onderzoek wil Martijn Wieling aansluiten bij het Lifelines-project van het UMCG. In dit project worden 167.000 Noorderlingen uit drie generaties minimaal 30 jaar gevolgd om inzicht te krijgen in allerlei levens- en gezondheidsaspecten.

Verspreiding en overdracht

Een derde belangrijk thema binnen Wieling’s onderzoek zijn de veranderingen in het gebruik en in de verspreiding van streektaal. Velen van Wieling’s generatiegenoten zijn geen moedertaalsprekers van de streektaal. Ouders van mensen uit zijn generatie spraken onderling doorgaans streektaal en/of waren er in opgevoed. Om allerlei redenen schakelden de generatiegenoten van zijn ouders bij de communicatie met hun kinderen veelvuldig over op het Nederlands. Niet alleen wil Wieling het gebruik van de streektaal getalsmatig preciezer in kaart brengen, ook zal hij zich hier in samenwerking met de medewerkers van het CGTC richten op het ontwikkelen van, vooral digitale, middelen ter bevordering van de overdracht van de Groningse en andere Nedersaksische streektalen.

Martijn Wieling vertelde in een interview op Radio Noord over zijn nieuwe functie en zijn onderzoek naar het Nedersaksisch en het Gronings. Luister hier het interview terug.

Noot voor de pers:

Neem voor meer informatie contact op met RUG-woordvoerder Jorien Bakker, tel. 06-11800452, met het Centrum Groninger Taal en Cultuur (info@cgtc.nl) of met Martijn Wieling zelf, mail m.b.wieling@rug.nl.