Elias de Haan Fotografie, RHC Groninger Archieven (2208-2121/2)

Haarm Maaijer – Harm Hindrik Meijer (Bourtange 1919 –Schiermonnikoog 1988). Was dichter/schrijver, streektaalactivist, regionalist en frontman van de Grönneger Bond. Maaijer is van huis uit rood. Zijn vader was SDAP’er. De in Boertange geboren zoon Harm werd dat later ook. En hij ging na de oorlog over naar de PVDA. Maar hij was niet een volgzaam partijganger. Hij bedankte voor de eerste keer ten tijde van de Indonesische kwestie. Haarm Maaijer was een fervent tegenstander van de politionele acties in Indonesië, en aangezien de PVDA daarvoor mede zwaar verantwoordelijk was bedankte hij. Hij keerde jaren later in de partij terug. Het boterde niet echt tussen de PVDA en Haarm zijn inzichten. Dat hij uiteindelijk de PVDA zou verlaten en een eigen partij zou oprichten, had ook te maken met het feit, dat de socialisten in Nederland nooit zo regionaal gericht zijn geweest.

Door het succes van de FNP (Fryske Nasionale Partei), richtte hij in 1974 de politieke partij de Grönneger Bond op. Zijn motto daarbij  was ‘Wie binnen nait minder din de Fraizen’.

“Allain deur meer vrijhaid zel: ons gasgeld hier blieven, dr toukomst wezen veur Joen kinder, waarkloosheid verswinnen. Grönneger Bond: veur lu dij wieder kieken.” en “Joenent veur Grunnen!’ zijn teksten van een verkiezingspamflet van de Grönneger Bond.

Naast zijn politieke activiteit, was Haarm ook een verdienstelijk en veelzijdig schrijver. Hij was actief betrokkken bij de vertaling van de bijbel en schreef regelmatig artikelen en polemische gedichten, waarbij de Groninger zaak vaak centraal stond.

In zijn boekje “Gas en toal” van 1980 schreef hij: ik zit vol van kwoadeghaid over filaaine menaaier van doun van Hollaand. Hij mocht graag zulke krasse taal op papier zetten. En dat meende hij ook. Hij was er van overtuigd dat Holland zich in Groningen als een koloniale macht gedroeg. Hij beschouwde het gas uit Slochteren als ons gas, dat ons ontstolen werd. “Doe Grunneger, wor wakker”, dichtte Haarm Maaijer, “Blief nait op dien akker. Dou open dien mond, dat holt die gezond.” Dat Groningers te weinig hun mond opendoen, wie zal dat betwisten. Groningers houden zich liever maar stil. Ze hebben toch al druk werk met luisteren naar die kwebbelbazen, die van elders komen om voor ons de boel eventjes te regelen. Van verbazing blijft de Groningers de mond open staan. Want eerst was het dat de Groningers moesten gaan schreeuwen en jammeren over hun achterstand, wilden ze eindelijk eens een keertje gehoord worden. En nu weer moeten ze stil zijn, vooral niet jammeren en de hand ophouden. Dat zeggen nu weer de heren die van elders gekomen hier de zaakjes regelen. gaan ze ook weer naar elders; dan krijgen ze lintjes in hun knoopsgat en nog een veel lucratievere baan. En hier komen weer nieuwe heren en die roepen weer wat anders. En zo blijft de Groningers de mond open staan. Bijdragen van Maaijer verschenen in Dörp en Stad, Cultureel Maandblad Groningen, Oet boukenkist, Toal en Taiken en Krödde.[HS]

Zelfstandige publicaties:
1978 Slisterstaintjes, eerste begunstegersgeschenk (Stichting ’t Grunneger Bouk)
1987 Veur Antje (Profiel Bedum)
1980 Gas en Toal (eigen beheer)