Door Cato Piek
Op donderdag 14 november verdedigde Lourens Visser met succes zijn proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn onderzoek werpt een fascinerend licht op de oorsprong en vroege ontwikkeling van bijwoorden van graad in het West-Germaans, een onderwerp dat tot nu toe onderbelicht is gebleven. Met zijn promotie vult Visser een belangrijke leemte in de taalkundige kennis over middeleeuwse West-Germaanse talen, waaronder het Oudnederlands, Oudsaksisch, en Oudfries.
Wat zijn bijwoorden van graad?
Bijwoorden van graad zijn woorden die de intensiteit of mate van een eigenschap of handeling aangeven. Denk aan termen zoals zeer, enigszins, of helemaal. Ze kunnen bijvoorbeeld iets versterken (heel mooi), verzwakken (een beetje vreemd), of een absolute kwaliteit aanduiden (helemaal zeker). Wat deze woorden zo interessant maakt, is hoe hun gebruik door de tijd heen sterk verandert. Sommige verdwijnen of veranderen van betekenis, terwijl andere zich vastzetten in specifieke uitdrukkingen.
Visser richtte zich in zijn onderzoek niet op de moderne talen, zoals eerder vaak gebeurde, maar op de middeleeuwse stadia van het West-Germaans. Hierdoor kon hij ontdekken hoe bijwoorden van graad zich in hun vroege vormen ontwikkelden en welke patronen hierin zichtbaar zijn.
Inzicht in historische taalgroeperingen
Een belangrijk deel van het proefschrift gaat over de indeling van het Germaans in subgroepen. Visser onderzoekt hoe de bijwoorden van graad bijdragen aan ons begrip van deze indelingen. Binnen het West-Germaans maakt hij onderscheid tussen Noordzeegermaanse talen zoals het Oudengels, Oudfries en Oudsaksisch, en de zuidelijkere West-Germaanse talen, waaronder het Frankisch en Opperduits. Zijn werk laat zien dat deze groepen niet alleen verschillen in woordenschat en grammatica, maar ook in de manier waarop bijwoorden van graad werden gebruikt.
Nieuwe inzichten door historische bronnen
Visser bestudeerde diverse middeleeuwse talen, zoals het Vroegmiddelnederlands, Middelnederduits, en Oudfries. Door historische tekstcorpora te analyseren, kon hij bijvoorbeeld aantonen dat sommige bijwoorden hun gebruik steeds verder uitbreiden, terwijl andere zich juist specialiseren. Een opvallend voorbeeld is het Middelnederlandse veel, dat later alleen nog in specifieke contexten wordt gebruikt, zoals bij vergelijkingen (veel groter). Ook ontdekte hij dat het Oudfries en Vroegmiddelnederlands sterke overeenkomsten vertonen in het gebruik van bijwoorden van graad, wat wijst op een sterke invloed van het Nederlands op het Fries.
Impact van taalcontact
Een ander belangrijk thema in het proefschrift is de rol van taalcontact. Visser laat zien hoe invloeden van andere talen de ontwikkeling van bijwoorden van graad hebben beïnvloed. Hij onderzoekt de opvallende verschillen tussen het Oudsaksisch en het Middelnederduits (ook wel Middelsaksisch genoemd), twee nauw verwante talen binnen het West-Germaans. Het Middelnederduits, de opvolger van het Oudsaksisch en de voorloper van het huidige Nedersaksisch, toont duidelijke veranderingen in het gebruik van bijwoorden. Waar het Oudsaksisch, bekend van literaire teksten zoals de Heliand, nog gebruikmaakt van bijwoorden zoals swīðo (‘zeer’), vergelijkbaar met het Oudengels, is dit bijwoord in het latere Middelnederduits vrijwel verdwenen. Dit wijst op een taalkundige verschuiving.
Visser concludeert dat deze verandering niet alleen door invloed van het Hoogduits te verklaren is, maar ook verband houdt met het kunstmatige karakter van de Oudsaksische literaire traditie. Zijn analyse laat zien hoe taalcontact en cultuur invloed hebben op de ontwikkeling van bijwoorden en hoe discontinuïteit een belangrijke rol speelt in taalverandering.
Een verrijking voor de taalkunde
Met zijn onderzoek heeft Lourens Visser niet alleen bijgedragen aan de historische taalkunde, maar ook een nieuwe basis gelegd voor verder onderzoek naar de dynamiek van bijwoorden. Zijn werk laat zien hoe diepgaand de ontwikkeling van schijnbaar eenvoudige woorden kan zijn, en hoe deze woorden ons helpen om de geschiedenis en relaties van Germaanse talen beter te begrijpen.
Met deze promotie markeert Visser een belangrijke stap in het ontrafelen van de geschiedenis van het West-Germaans. Zijn werk is een inspirerend voorbeeld van hoe taalkunde ons een blik biedt op de menselijke geschiedenis en taalontwikkeling. Gefeliciteerd, dr. Visser!