Wilbert Heeringa (52) is een onderzoeker die aan de Fryske Akademy én aan de Rijksuniversiteit Groningen dialecten onder de loep neemt. Hij is opgegroeid in Hoogkerk onder de rook van de suikerfabriek, en heeft als kind altijd Gronings om zich heen gehoord. Al enige tijd wijdt hij zich aan dialectometrie, de meetkunde van dialecten, en heeft net een onderzoek afgerond waarin hij een nieuwe dialectkaart voor het Gronings heeft gemaakt. Lees hier alles over zijn nieuwe werk!
Door: Merel Lobo
Zou je me wat kunnen vertellen over dit onderzoek?
Jazeker! Het is begonnen toen ik goed keek naar verschillende dialectkaarten van het Gronings. Er zijn veel verschillende kaarten, de oudste al uit 1923, en de nieuwste die van Siemon Reker (jaren 80). Maar wat je ziet is dat al die kaarten allemaal net een andere dialectverdeling laten zien; het komt net niet helemaal overeen. Dat kan natuurlijk zijn omdat het gewoon in de loop der tijd veranderd is, maar dat weten we niet zeker. Wat ik dus preciezer wilde weten was: waar zijn deze kaarten op gebaseerd? Gaat dit om woordenschat, uitspraak, of grammaticale verschillen? Er zijn zoveel manieren om onderscheid tussen dialecten te maken, en het staat er bij die kaarten niet bij. Toen bedacht ik: dit moet te onderzoeken zijn.
Hoe dan?
Ik heb zelf op basis van verschillende aspecten van taal een nieuwe, wetenschappelijk onderbouwde dialectkaart gemaakt, met een relatief nieuwe methode. Hiervoor was het belangrijk om de beschikking te hebben over data van plaatsen uit heel de provincie Groningen, die door dezelfde persoon verzameld zijn. Soms verschillen veldwerkers er namelijk in hoe ze spraak omzetten in fonetisch schrift, iedereen heeft een andere stijl. Ik wilde voorkomen dat ik verschillen tussen dialecten zou vinden die eigenlijk het gevolg zijn van stilistische verschillen tussen veldwerkers. Ik heb daarom de Dialectatlas van prof. dr. Sassen gekozen uit de Reeks Nederlandse Dialectatlassen. Deze heeft hij zelf volledig getranscribeerd: daar had ik geluk mee.
Tegenwoordig hebben we dialectometrie, daarmee kunnen we heel mooi dialecten vergelijken. Met dialectometrie meten we letterlijk afstanden tussen varianten van een taal. We kijken hiervoor naar álle overeenkomsten en verschillen tussen dialecten. We berekenen dan het percentage verschillen. Voor woordenschat is dat het percentage woorden dat verschilt terwijl dit voor uitspraak het percentage klanken is. Zo bereken je de taalafstand.
Vroeger kon dit alleen maar met de hand. Nu er computers zijn, kunnen we afstanden meten op basis van grote hoeveelheden dialectgegevens en hebben we – met name voor uitspraak – slimme procedures waarmee we dit kunnen doen. Dit hebben we gedaan voor alle plaatsen in Groningen en Noord-Drenthe.
Wat vond je toen?
Wat er uitkwam was eerst een lijst met taalafstanden tussen de dorpen waar prof. Sassen opnamen had gemaakt. Vervolgens hebben we een statistische procedure gebruikt die aangaf welke plaatsen echt samen een dialectgebied met elkaar vormen. Die procedure heet bootstrap clustering en geeft heel veel mogelijke clusters (groepen). Daarin heb ik geteld: hoe vaak komt het voor dat bijvoorbeeld Roodeschool en Winsum in hetzelfde cluster zitten? Als dat vaker dan 95% is, haalt het de statistische drempel, wat betekent: dit is geen toeval, dit is echt een stabiel resultaat. Soms komen hier plaatsen uit die tot geen enkel dialectgebied lijken te behoren, die zijn dus niet te classificeren. Dat lijkt misschien jammer, maar toch zegt dat wel iets, namelijk dat het dialect van die plaatsen wat meer op zichzelf staat.
Dus eigenlijk heb je een nieuwe dialectkaart voor het Gronings gemaakt?
Ja. Wat we ten eerste zagen is dat als je naar woordenschat kijkt, het programma er geen kant mee op kan. Wat er dan uit komt zijn drie hele kleine dialectgroepjes. Binnen elk van die groepjes vinden we maar twee plaatsen. Je kunt dat op de kaart hieronder zien. In het rood heb je Eenrum en Warffum, daar spreekt men Hogelandsters. In het turkoois zien we Peize en Eelde samen, die horen bij Noord-Drents. Als laatste zie je in het groen Finsterwolde en Scheemda, dit is het taalgebied van het Oldambsters.
Je zou misschien kunnen zeggen dat dit een soort kerndialecten zijn: ze liggen elk heel centraal in hun respectievelijke gebied. In het algemeen kun je echter op basis van woordenschat geen kaart maken, het is te weinig systematisch. Hiermee valt de claim weg dat de dialectgebieden van het Gronings vooral van elkaar onderscheiden zijn door verschillen in woordenschat.
Als je daarentegen kijkt naar uitspraak, komen hier hele keurige gebieden uit: Hogelandsters, Oldambters, Westerwolds, en Noord-Drents. Dat is een bevestiging van de kaarten die er al zijn. Met name de verdeling tussen Hogelandsters, Oldambsters en Westerwolds komt aardig overeen met de kaart van Siemon Reker in zijn zakwoordenboek Gronings. Wel zit er in de nieuwe kaart nog een soort overgangsgebiedje tussen Hogelandsters en Oldambsters.
Legenda:
rood = Hogelandsters
rose = Noord-Oldambsters
lichtgroen = Oldambsters
donkerblauw = Westerwolds
lichtblauw = Noordenvelds
donkergroen = Noord-Drenths
geel = Midden-Drenths
Interessant! Stel je dan ook voor om deze kaart voortaan als dialectkaart te gebruiken voor het Gronings?
Ja, daar zijn deze kaarten zeker geschikt voor. We zijn nu bezig dit te publiceren, dus we zullen zien wat er van komt. Maar ze zijn in elk geval goed wetenschappelijk onderbouwd. Dit geldt ook voor de woordenschatkaart: die ziet er wat komisch uit, maar het is wel wat we vinden met een gedegen methode. Wat het betekent moeten we dus nog goed uitzoeken.
Wat is voor jou de volgende stap?
Om ditzelfde nog een keer te doen, op basis van hedendaags materiaal. Het liefst zou ik dit doen op basis van dezelfde woorden en voor een zeer groot aantal plaatsen. Helaas is dit duur onderzoek om te doen, omdat het veel tijd kost om zoveel data te verzamelen. Wellicht dat dit bijvoorbeeld digitaal verzameld zou kunnen worden. Hier moeten we nog over nadenken.
Ben je zelf ook een Groninger?
Ja, ik ben een Groninger met een Friese achternaam. Het is ideaal. Ik ben meer een Groninger dan een Fries, maar ik werk met beide talen en vind het allebei leuk. Ik spreek ook beide talen even slecht, of even goed: dat moeten mensen zelf maar bepalen. Het Gronings heb ik vroeger erg vaak gehoord, mijn moeder was moedertaalspreker. Ik ben er heel vertrouwd mee. Het Fries heb ik helemaal van nul af geleerd om aan de Fryske Akademy te kunnen werken. Ik heb beide talen dus op heel verschillende manieren leren kennen, maar het voelt wel als op hetzelfde niveau: ik kan me er (nog) niet helemaal goed in uitdrukken. Fries hoor ik nu wel vaker om me heen, en het veel horen helpt om het te leren.
Hoe ging het Fries leren?
Eerst was het wennen, maar al gauw ging het verstaan bij de meeste sprekers wel goed. Veel mensen zijn erg uitnodigend: spreek maar, al maak je veel fouten, dat is niet erg! Dat maakt het ook leuk om te proberen. Regionale talen hebben iets ontspannends, vind ik: mensen zijn gewoon zichzelf, het is iets minder formeel dan Nederlands. Gronings en Fries zijn allebei mooie talen, en hoewel de talen heel verschillend zijn, helpt het feit dat ik veel Fries hoor wel tegen de heimwee naar het Gronings.
Wat zouden we in Groningen bijvoorbeeld mee kunnen nemen van het Fries? Wat kunnen we van elkaar leren?
Het is belangrijk om de Groninger streektaal niet als minderwaardig te zien ten opzichte van het Standaardnederlands. Ik denk dat de Friezen op dit punt zelfbewuster zijn. Ze hebben ook gevochten voor hun taal, denk maar aan Kneppelfreed (Fries voor ‘knuppelvrijdag’, red.) waar ze lieten zien dat het hun menens was. Daardoor werd het Fries uiteindelijk erkend als tweede rijkstaal van Nederland. Het Gronings is samen met andere streektalen in het noordoosten van Nederland erkend door de Europese Unie als Nedersaksisch, dat is wel mooi.
Hoe zouden we in Groningen meer kunnen doen voor de taal?
Ik denk dat je mensen gewoon de ruimte moet geven om de streektaal overal te gebruiken. Als ik jongeren in de trein ook Gronings zou horen praten, zoals Friese jongeren Fries met elkaar spreken, zou dat bijvoorbeeld een goed teken zijn. De beste overdracht is die van ouder op kind. Kinderen laten opgroeien in meerdere talen is helemaal geen probleem, ze kunnen prima met twee of drie talen opgroeien. Mijn Italiaanse collega noemt dat een ui-model: de binnenste schil is het Gronings, de middelste schil het Nederlands, en de buitenste het Engels: de taal van je woonplaats, die van je land, en dan die van de wereld. Hoe mooi zou het zijn als iedereen elk van die drie talen zou spreken!
Meer weten over taalonderzoek naar het Gronings? Ga dan naar WoordWaark.nl.