Duut van Goor (1906-1979), pseudomiem van Johanna Herolina van Goor-Duut, werd geboren in Veendam. Haar vader was vertegenwoordiger en later bioscoopdirecteur. In haar jeugd speelde Van Goor viool bij de stomme films in de bioscoop van haar vader. Na de H.B.S. te Veendam studeerde ze Nederlands aan de Rijksuniversiteit in Groningen. In 1931 won ze een prijs met het toneelstuk ‘As de toene bluit’. Een van haar eerste publicaties was een zesdelige feuilleton ‘Roezie en Laifde’ (1932) in ‘Ter Verpoozing’, een literaire zaterdagbijlage van het Nieuwsblad van het Noorden. Van Goor: ‘Ik heb voor die verhalen, die er best ingingen, 60 gulden gehad.’
In 1932 vertrok ze naar Nederlands-Indië waar ze werkte als lerares Nederlands. Daar ontmoette ze Hendrik Anton van Goor met wie ze in 1936 trouwde. Op Celebes schreef ze De klapbrug, een Nederlandstalige roman met dialogen in het Veenkoloniaals. Na haar internering door de Japanners tijdens de oorlog en terugkeer naar Nederland werd de roman in 1950 uitgegeven en bekroond met de eerste prijs in een wedstrijd uitgeschreven door Uitgeverij Strengholt. In 1954 vestigde ze zich, na wat omzwervingen, in de stad Groningen, waar ze lerares werd aan de Gemeentelijke H.B.S voor meisjes. Vanaf 1958 tot haar dood in 1979 was Van Goor redactielid van het opnieuw uitgebrachte Maandblad Groningen.
Van Goor schreef een groot aantal verhalen, schetsen en hoorspelen, veelal gepubliceerd in kranten en tijdschriften (o.a. in De Warf, Dörp en Stad en Cultureel Maandblad Groningen) of (soms als hoorspel) uitgezonden door de radio (RONO). Een aantal verhalen is uitgegeven in de bundel Knivveltoons (1970). Voor de Winschoter Courant schreef Van Goor de wekelijkse verhalenserie ‘Maggeln op t behang’ (1973-1976). In 1973 werd haar de Culturele Prijs van de provincie Groningen over het voorgaande jaar toegekend. Gré van der Veen stelde in 1988 de bundel De eerste Grönneger samen, merendeels materiaal uit Maandblad Groningen en het archief van Radio Noord.
In Geschiedenis van de Groninger Literatuur noemt P. J. van Leeuwen de verhalen van Van Goor ‘Voornamelijk humoristisch van aard. Maar het is wel een humor met verschillende aspecten. Nu eens louter komisch en grappig, tot het burleske en kolderieke toe, (…) dan weer bitter en navrant, zodat de lach overgaat in een traan.’
Hanny Diemer zegt in Twee eeuwen Gronings, n golden toal over de schrijfster: ‘het unieke van haar talent, dat droge, typisch-Groninger humor paart aan een subtiel gevoel voor klein-menselijke tragiek.’ [JG]
Foto: Persfotobureau D. van der Veen, Groninger Archieven (1785_9288)
Zelfstandige publicaties
1939 Het geheim van de koepel (onder pseudoniem Suus Frijlick) (Kolff)
1950 De klapbrug (Strengholt)
1967 28 augustus. Het beleg van Groningen in 1672 (Knoop & Niemeijer)
1970 Knivveltoons (Knoop & Niemeijer)
1988 De eerste Grönneger (samenst. Gré van der Veen) (St. t Grunneger Bouk)
Lit.: P. J. van Leeuwen, Geschiedenis van de Groninger Literatuur (Actief, 1984). H. Diemer en J. Loer, Twee eeuwen Gronings, n golden toal (In Boekvorm 2005). Nieuwe Groninger Encyclopedie (Regio-Projekt Uitgevers 1999). Cursus Gronings Les 6, Dut van Goor, door Gré van der Veen. Nieuwsblad van het Noorden 5-1-1973.