Jelte Dijkstra (1879-1946), geboren in Grijpskerk, was onderwijzer in Noordbroek en later schoolhoofd te Groningen. Hij schreef, gedeeltelijk onder het pseudoniem Nikl. Griep, in het Westerkwartiers en in het Oldambtsters. Aanvankelijk schreef hij poëzie in het Nederlands in de traditie van de Tachtigers en publiceerde ondermeer in De Gids en De Nieuwe Gids. In 1916 begon hij te publiceren in het Gronings in verschillende kranten en tijdschriften, tot aan 1945 geregeld in het Maandblad Groningen en van mei 1939 tot juni 1941 stond er bijna wekelijks een gedicht van Dijkstra in het Nieuwsblad van het Noorden. De briefwisseling die hij voerde met J. Rietema werd van 1937 tot 1957 gepubliceerd in het Nieuwsblad van het Noorden onder de titel Braiven van twij Jannen en is later in boekvorm uitgegeven (Groningen, 1979). Een eerdere briefwisseling van beide mannen Oet ’t leven van Freerk Proemker werd uitgegeven in 1937. In 1941 verscheen Keur oet gedichten van Nikl. Griep en in 1957 verscheen postuum de bundel ‘Etgruin’, beide samengesteld door Jan BoerBindert Helder en Tonko Ufkes verzorgden een bundeling van zijn gedichten in drie delen: Gedichten ien t Westerketiers (2004)Gedichten in t Oldambtsters (2005) en Noawaark (2006), uitgegeven door Uitgeverij Reco. Naast bijdragen aan zangspelen verzorgde Dijkstra vertalingen in het Gronings van Van de Vos Reynaarde en de Fabels van Esopus.

In de Nieuwe Groninger Encyclopiedie zegt Kees Visscher over Dijkstra: ‘Dijkstra was een van de belangrijkste en meest gezaghebbende dichters van zijn tijd. In de eerste plaats een natuurdichter die het wijde Groninger landschap in vele gedichten heeft bezongen’. Visscher vervolgt met een citaat van P.J. van Leeuwen over Dijkstra’s poëzie: ‘Menigmaal in de religieuze toon van aanbidding en mystieke verbondenheid, dikwijls ook als aanleiding tot mediteren en “miemeren”, waarbij hij het natuurgebeuren ziet als symbool, als gelijkenis van leven en levenslot’.

Dijkstra neemt niet alleen door zijn poëzie en proza een belangrijke plaats in binnen de Groninger literatuur; hij voerde, van 1924-1946, samen met Jacob Rietema, de redactie over het Maandblad Groningen, waarin hij literair-kritische artikelen publiceerde. Met deze publicaties wist hij ontluikende schrijftalenten te stimuleren. [JG]

Het gedicht ‘Tweidonker’.

Lit: H. Diemer en J. Loer, Twee eeuwen Gronings, n golden toal (In Boekvorm 2005). Nieuwe Groninger Encyclopedie (Regio-Projekt Uitgevers 1999).