Aly Freije Foto: Leonie Barnier

Omdat der in september en oktober mooie publicoaties verschenen van Aly Freije, Aafke Steenhuis en Rients Faber, zag Fieke Gosselaar, schriefster en streektoalconsulent van t CGTC, dat as n mooie aanlaiden om aan dizze Grunneger schrievers n poar vroagen te stellen. Dizze moal n poar vroagen aan Aly Freije.

In de zomer van 2021 werkte Aly Freije tijdens het jaarlijks terugkerende kunstproject ‘Monnikenwerk, kunst in de kerk’ samen met fotograaf Annemarie van Buuren. Zes weken lang reageerden ze, ieder vanuit een middeleeuwse kerk in het noorden van Groningen, op elkaars experimenten. Ze onderzochten elkaars beelden en associaties en kwamen zo tot nieuw werk. De in september 2023 uitgekomen poëziebundel ‘De donkere kamer’ is een voortzetting van deze samenwerking.

Waarin kunnen poëzie en fotografie elkaar versterken?

Aly Freije: ‘We reageerden op elkaars werk en daaruit ontstonden nieuwe gedichten en foto’s. Annemarie kon soms aan één regel of woord uit een gedicht genoeg hebben als impuls om nieuwe foto’s te maken. Omgekeerd kon een foto van haar mij associaties opleveren waardoor ik daar mijn eigen gang weer mee ging. In de bundel zit bijvoorbeeld een foto die ze in de nacht maakte in een bos met vuurvliegjes. Omdat ze met een antieke, analoge camera werkt zijn haar foto’s suggestief en laten veel ruimte voor verbeelding. Ik zag op die foto in de witte streepjes de papiersnippers van een dichter of een engel die zijn tekst verscheurt omdat ik daar in mijn dichten mee bezig was. Het zijn dus geen gedichten bij plaatjes of omgekeerd, we volgen ons eigen werkproces.

De schrijversblik is voor mij een belangrijke ingang, achter het gangbare iets zien, bijzondere details naar voren halen, uit een beeld of foto of uit een zin uit een tekst. Het brengt een associatieproces op gang en zoiets gebeurt ook bij Annemarie. Het moet natuurlijk eveneens bij de lezer/kijker iets op gang brengen. En dat gebeurde ook bij bezoekers in onze kerken, er ontstonden soms bij de foto’s en gedichten intensieve gesprekken. De foto’s van Annemarie laten meer zien dan wat op het eerste oog opvalt. Dat betekent voor mij dat ze een zekere gelaagdheid hebben, er wordt altijd meer gesuggereerd, iets wat als het goed is ook in mijn gedichten gebeurt.

Verder herkenden we in onze samenwerking gemeenschappelijke thema’s, zoals het besef van eindigheid en een sterke verbondenheid met de omringende natuur, met de elementen, de planten en dieren. We dwalen allebei in onze gedichten en foto’s door aangetaste landschappen, stuiten op sporen.’

In jouw werk spelen vertrekken uit een vertrouwde omgeving, verlies en rouw en het boven halen van herinneringen een belangrijke rol. Hoe ontstaat een idee voor een gedicht?

‘Het is waar je oog aan blijft haken; woorden, observaties. Kijken is een handeling, een daad die het bekekene persoonlijk maakt. Het roept nieuwe beelden op. Inspiratie krijgen voor een gedicht is voor mij vaak de combinatie van op een gegeven moment op een gegeven plaats bij een beeld of een zin of woord met verscherpte zintuigen iets waarnemen en in gang zetten. Dat gebeurt bijvoorbeeld ook op reizen, als ik door streken trek waar veel gebeurd is. Bouwvallen en plekken waar je nog kunt vermoeden hoe hier geleefd, gewerkt en wellicht ook geleden is, inspireren mij. En door in associaties mee te gaan wordt alles mogelijk.

Verder komen er al schrijvend thema’s naar voren, waar ik dan dieper in kan duiken. Teksten van andere dichters of essayisten kunnen een gedachtestroom verder op gang brengen en roepen beelden op. Dat gebeurde ook in de gesprekken die ik met Annemarie had over de gedichten en foto’s. De confrontaties met de dood en met de zwijgcultuur in ons gezin leverden eveneens veel materiaal.’

Wat betekent het Gronings voor jou?

‘Het Gronings voelt aan de ene kant vertrouwd, het is de taal van mijn jeugd. Toch heb ik een lange periode geen woord Gronings gesproken door de vroege dood van mijn ouders en mijn vertrek uit het dorp. Mijn oma was de laatste met wie ik Gronings sprak en toen zij er niet meer was, stopte het Gronings ook. Mijn eerste gedichten waren Nederlandstalig.

Ik kreeg contact met dichter Jan Glas, hij was de eerste waarmee ik weer Gronings sprak. Ik stuurde gedichten in voor de Freudenthalprijs, de belangrijkste literaire prijs in het Nedersaksisch taalgebied en die won ik in 2008. Die prijs was een aanmoediging om in het Gronings verder te schrijven en in 2009 publiceerde ik mijn Groningstalige bundel Wondpoeier, bij uitgeverij de Kleine Uil.

In mijn gedichten uit die bundel zijn plekken en situaties uit mijn jeugd vaak de inspiratiebron. Voorlezen in het Gronings is mooi, die taal heeft veel muzikaliteit met lange klinkers en dat maakt de taal erg geschikt voor zangers. Groninger gedichten schrijf ik nu soms in opdracht en voor speciale plekken. Zo schreef ik in 2020 bij het project Dichters op de Dijk, ter gelegenheid van de dijkverhoging tussen Delfzijl en de Eemshaven, een gedicht bij het gemaal Spijksterpompen. Op een bankje is het daar te lezen en te beluisteren. Het Gronings is hier letterlijk verbonden aan die plek. Mijn Groninger afkomst is soms terug te vinden in een soort van droge humor in mijn observaties en in de muzikaliteit in mijn gedichten.

Toch schrijf ik poëzie nu meestal in het Nederlands, omdat dat de taal is die ik dagelijks gebruik en ook de schrijftaal waarmee ik veel meer kan verwoorden. En met mijn proza is dat helemaal het geval.’

Wat is voor jou de beste literatuur in het Gronings geschreven?

‘Ik kijk hier naar dichters en kom dan uit bij werk van de dichters Peter Visser, Jan Glas en Nina Werkman. En bij Jan Siebo Uffen, met zijn gedichten Onder de weg en over de locht, naar aanleiding van de Chassidische legenden van Martin Buber, met druksels van Hendrik Nicolaas Werkman.’

FG

Over Aly Freije

Aly Freije (1944) bracht haar jeugd door in de Oost-Groninger Veenkoloniën. Grensganger zijn en tussen de regels het leven met verlies en het niet-gezegde bovenhalen is steeds de inzet van haar schrijven. Haar verbondenheid met het landschap speelt daarbij een eigen rol. In 2008 ontving zij de Duitse Freudenthal-prijs voor Nedersaksische literatuur.

Ze debuteerde in 2008 met de Groningstalige dichtbundel ‘Wondpoeier’. Groningstalige gedichten zijn in veel verzamelbundels opgenomen zoals bij De wierde van Wierum, Leesbaar Groningen en De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie, redactie Tsead Bruinja. Als redacteur stelde ze samen met dichters Tonko Ufkes en Nina Werkman en met foto’s van Jan Glas een aantal jaren boekjes met poëzie en proza van Groninger schrijvers samen als welkomstgeschenk bij de Dag van de Grunneger Toal.

Haar Nederlandstalige bundels ‘Door het vanggat’ enEen engel aan de deur’ verschenen in 2016 en 2021. Haar prozadebuut ‘De vloeivelden in’ verscheen in 2018, allen uitgekomen bij Uitgeverij In de Knipscheer. Er verschenen lovende recensies. Als schrijfdocent gaf ze veel lessen en workshop aan allerlei groepen. De laatste vijftien jaar was ze docent bij de Schrijversvakschool Groningen.

www.alyfreije.nl