Saul van Messel (ps. Jaap Meijer) (Winschoten 1912-Heemstede 1993) was Joods historicus, neerlandicus en dichter. Hij dichtte in het Gronings en in het Nederlands. Na zijn lagere schoolperiode en enige jaren mulo vertrok de dertienjarige Jaap Meijer naar Amsterdam om de opleiding voor rabbijn te volgen aan het Nederlands Israelitisch Seminarium, deze studie eiste, behalve klassieke talen en letterkunde, een kandidaatsexamen aan de Faculteit der Letteren. Vanaf 1932 studeerde hij tevens geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde als laatste jood in oorlogstijd bij Jan Romein op Isaac de Costa’s weg naar het christendom. Kort daarna werd hij leraar aan het Joods Lyceum te Amsterdam, Anne Frank was een van zijn leerlingen.
Met zijn vrouw Liesje en zoon Ischa werd hij gedeporteerd naar Westerbork (1943-1944) en Bergen Belsen (1944-1945). Na terugkeer, met vrouw en zoon, wijdde Meijer zich aan de geschiedschrijving van het jodendom in Nederland en werd hij leraar. Van 1952-1955 was hij leraar en rabbijn in Paramaribo. Meijer gaf van 1981-1991 het tijdschrift ‘Balans der Ballingschap’ uit, ‘Bijdragen tot de geschiedenis der joden in Nederland’.
Vanaf 1967 schreef Meijer onder het pseudoniem Saul van Messel poezie, uiterst sobere gedichten in het Nederlands en het Gronings waarin zijn jeugd in Winschoten in Oost-Groningen, de Tweede Wereldoorlog en met name de uitroeiing van de joden de centrale thema’s zijn. Hij zegt hier zelf over: ‘Haszliebe verbindt mij voor altijd met de provincie waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Waarnaar ik poetisch terugverlang. Maar op oneigenlijke wijze. Want mijn weg daarheen is voor altijd afgesneden! Met het dichterlijk verlangen daarnaar blijft onlosmakelijk verbonden het steeds opnieuw ervaren van wat er met ons hier kon gebeuren. In dit gewest, waar wij letterlijk werden uitgeroeid.’ Van Messel beschouwde zichzelf als boesjeude (boze jood), de eeuwig zwervende jood die terugkomt om bij de mensen te spoken, om de mensen te blijven herinneren aan wat de joden is aangedaan, ze de ‘stoepn op t lief te joagn’, want hij achtte de Groningers medeschuldig aan het afschuwelijke lot van de joden. Van Messel hanteert een spelling van het Gronings naar de eerste druk van het Woordenboek van Ter Laan, die de schraalheid en het eigenzinnige karakter van zijn poëzie versterkt.
In 1984 kreeg Saul van Messel de Literaire pries van Stichting t Grunneger Bouk.
Veel van Van Messels publicaties zijn HIER te bekijken en te downloaden op www.joodsebibliotheek.nl.[JG]
Publicaties, (deels) Groningstalig
1969 Vrouger of loater (Van der Veen)
1970 Twijspaalk mien bloasbaalk (Van der Veen)
1970 Mien laid dat vlogt (eigen beheer)
1977 Help mie t ontholn (eigen beheer)
1977 Aign etmoal (eigen beheer)
1982 Drenthe, een bundel Joode poezie (Stichting Het Drentse Boek)
1983 Groningen, een bundel Joodse poezie (eigen beheer)
1984 Inkele raais (Stichting Het Drentse Boek)
1984 Tolk van ’t olle volk (Stichting t Grunneger Bouk)
1985 Vrouger/Vogelwaaide (eigen beheer)
1985 Ongeneeselk, Grunneger gedichten (Stichting t Grunneger Bouk)
1987 Touglieks, verzoamelde Grunneger gedichten (Wolters-Noordhoff/Forsten)
1991 Twijderweegns (Staalboek/Stichting t Grunneger Bouk)
1991 Aivige Risjes (Stichting Kostverloren)
Lit: Cursus Gronings 88/89, Les vijf: Dr. Jaap Meijer/Saul van Messel door Gré van de Veen. Nieuwe Groninger Encyclopedie (Regio-Projekt Uitgevers).
Jan Glas leest enkele gedichten van Saul van Messel.