Het gedicht met de beginregels ‘Tot weerzeins, tot weerzeins!’ is onderdeel van de ‘De Golden Kette’ n Grönneger dörpsverhoal, door W. van Palmar, 1875. Over de schrijver of schrijfster hiervan is in de vorige eeuw
heel wat gespeculeerd. Toen het uitgegeven werd was er niemand, die echt wist wie hier achter stak. Palmar was een Middeleeuws klooster in het Oldambt, verdwenen in de golven, die de Dollard over het land stuwde. Het was min of meer verdwenen uit het geheugen, zelfs van de naam is er nu in het Oldambt niets meer van te vinden. Wat rest is een vermelding op oude landkaarten. Aanvankelijk dacht men dat Wiepke Heikes Bouman-Geertsema (1842-1887) de vrouw van de Herman Bouman (1822-1899), rond 1845 hoofd der school in Beerta, hier achter schuil ging. Er was toentertijd, wat de inhoud van het verhaal aanbelangt, genoeg reden om het onder pseudoniem uit te brengen. In deze novelle word namelijk met een onderkoelde toon op een voor die tijd ongewoon sociaal realistische wijze de misstanden tussen arm en rijk aan de kaak gesteld. De weerbarstige dikke boer versus het opkomend proletariaat in het Oldambt. Herman Bouman stond bekend om zijn onderwijsvernieuwende activiteiten. In het land was hij een man van betekenis en genoot veel respect. In Beerta werd hij door de Oldambster boeren niet echt voor vol aan gezien. Hij was nu eenmaal geen boer. Hij was in hun ogen wel wat meer dan een arbeider of een ambachtsman. Maar hij behoorde, net als de dominee, tot ‘dat volk, dat van òns leeft’. En ons geld dat is alles dat telt bie ons in t Oldambt. Enige tijd geleden heeft de Groninger historicus IJnte Botke een diepgravend onderzoek naar de auteur van deze novelle gedaan en is tot de conclusie gekomen, dat het echtpaar Bouman het samen heeft gedaan.[HS]
Het gedicht ‘Tot weerzeins, tot weerzeins!’
Bronnen: IJ. Botke, De Golden Kette, Het OLdambt 1875: Paradijs van de boeren, Scheemda/Veendam 1994. Siemon Reker, Goud Volk deel 2 (2008, In Boekvorm Uitgevers)